Literatuurstudie rauw voeren
Ik ben geen wetenschapper, geen dierenarts of voedingsdeskundige, en geen kynoloog. Maar ik houd van mijn honden en kan zelfstandig denken en neem niet zomaar alles aan wat me iemand verteld. Ook volg ik nooit de laatste mode, want ik heb mijn eigen gedachtes.
Zo ook met de voeding van mijn honden. Ik vond het interessant te achterhalen hoe men vroeger, niet eens een eeuw geleden, toen de brok en de commercie nog niet zo een impact hadden, de honden voerde. En inderdaad, ik heb bevestigd gekregen wat ik dacht: natuurlijk vers!
Daarom
deze kleine literatuurstudie van boeken die ik gelezen had voordat ik
mijn honden uitsluitend vers voerde.
Hieronder volgen samenvattingen over wat er geschreven is over hondenvoer en speciaal vers vlees van 1934 tot heden
- 1934. G. Van Herwaarden, dierenarts
- 1934. Dr. E. J. Voûte, dierenarts, dhr. G. Van Herwaarden
- Ca. 1950. Prof. Dr. W. F. Donath
- 1950. Prof. Dr. K. Lorenz
- 1954. B. Van Der Hoeven- de Meyier
- 1955. Juliette de Baïracli Levy
- 1956. J.R. Toman
- 1958. Jan van Rhenen
- 1959. Ulrich Klever, zooloog
- 1959. H. Stenfert Kroese-Croll
- 1966. P.M.C. Toepoel
- 1967. P.M.C. Toepoel
- 1972. K. Sheppard
- Ca. 1972. Nederlandse Club voor dalmatische honden
- 1972. Claudia Persson
- 1973. M. N. van Gelderen-Parker
- 1975. Lucien Guillot, dierenarts
- Ca. 1975. P.M.C. Toepoel, Martin van de Weijer
- 1977. J. Novotny / J. Najman
- 1980. Drs. Robert van der Molen, dierenarts
- 1981. Bill Landesman en Kathleen Berman
- 1982. H. G. Wolff, dierenarts
- 1985. Dr.M.A.J. Verwer, dierenarts
- 1987. Ir. N. Dhont
- 1987. Valerie Mai
- 1988. Dr. Manfred Bürger
- 1989. Ruud Haak, kynoloog
- 2006. Dr. Vera Biber, dierenarts
- 2006. Tannetje Koning, dierenarts
- 2007. Dr. Vera Biber, dierenarts
- 2009. Dr. Natalie Dillitzer, dierenarts
- 2009. Dr.rer.nat. Brigitte Rauth-Wiedman, bioloog
- 2009. Erwin van Gijtenbeek, dierenarts
|
||
Boek:
Hoe verzorgen wij onze hond? (114
pagina’s)
|
|
||
Dr. E. J. Voûte, Dierenarts en dhr. G. Van Herwaarden Boek (o.a.): Hoe verzorgen wij onze hond (89 pagina’s)
Het
hondenbrood, (opmerking: uit het hondenbrood is de brok
ontstaan) dat uit afval vlees en uit gemalen meel bestaat wil
een hond graag hebben, om erop te knabbelen of bij wijze van een
koekje. Als hele maltijd begint het vaak te vervelen, daar ook
een hond wel eens van afwisseling houdt. Anders is het met de
gedroogde eiwitrijke preparaten, die in de handel zijn, daar
deze voor vleeseters een welkome aanvulling zijn.
Hij
beschrijft in het vervolg de vitamines en mineralen en het
voeren van de drachtige teef en de voeding van pups.
|
|
||
Prof. Dr. W. F. Donath (1889-1957) Boek: Wat moet mijn hond eten (191 pagina’s) Citaten over voeding (rauwe hondenvoeding) uit het genoemde boek:
In het voorwoord (eerste uitgave zonder aangaven over het jaargetal) schrijft de auteur: … Ik mag niet ontkennen, dat tijdens den groten oorlog mijn waardering van verschillende voedingsmiddelen, die voordien in de hondenvoeding eigenlijk niet gebruikt werden, radicaal veranderd werd. Ik meen, dat velen met mij in dit opzicht andere inzichten gekregen zullen hebben. Vooral de groote waarde van ‘slachtafvel’ in de ruimste beteekenis van het woord, werd wel duidelijk aangetoond. Voerde ik voordien vooral spiervleesch, zoomede hart, lever, milt, bloedworst, sluitspier en baarmoeder, tijdens den oorlog moesten onze dieren maandenlang uitsluitend leven op darmen, long, pens, boekmaag, strotjes, gekookte huid, uiers, spenen, ja zelfs kalfsogen en oogleden, ooren en lippen, kortom allerlei afval dat ik voordien nooit gebruikte. Maar ze waren toen stellig niet in minder krachtige conditie! Ook het gebruik van gist leerde ik in dien tijd beter kennen. … Wel zijn er in de literatuur voorbeelden te vinden, waarbij honden practisch geheel en uitsluitend van slachtafval moesten leven. We willen hier herinneren an de dieren van Graaf de Danne, die gedurende den oorlog 1914-1918 hierop niet alleen uitstekend gedijden, doch op dit dieet ook normale gezonde nakomelingen voortbrachten. In Engeland zijn verschillende kennels van jachthonden, waar de meute eveneens practisch alleen van slachtafval leeft. … het slachtafval bestaat voor een zeer groot percentage uit eiwitten, doch daarnaast komen echter ook zeer ruime hoeveelheden vet voor en juist dit vet is, zoals we tevoren zagen, ‘eiwitbesparend’. (Opmerking MB: deze veten zijn bij zulk een voeding van levensbelang! Dit legt de auteur in een aander gedeelte van het boek uit.) …. Gebruik van een mengsel van eiwitten van verschillende herkomst – dat wil dus ook zeggen een gevarieerde gemengde voeding – geeft dus de meeste zekerheid, dat van alle benodigde aminozuren voldoende hoeveelheid in het voedsel aanwezig zal zijn. … Misschien nu wel ten overvloede, mogen wij er nog op wijzen, dat het spiervleesch, dat onze honden dagelijks krijgen, niet geheel, maar voor een groot deel de behoefte aan aminozuren dekt. Pens, boekmaag, darm, milt, lever enz. moeten de tekorten nog aanvullen … … Men doet dus het beste de groenten met weinig water, niet te lang op het vuur te laten en het geheel, dus ook het kookwater, door het voedsel te mengen. … … Eikman had gelijk toen hij zeide: ‘De vitamineleer wordt een leer zonder einde!’ Men late zich echter door het vele, dat al bekend is niet van de wijs brengen, doch bedenke, dat ook in dit verband variatie in de hondenvoeding de beste waarborgen biedt om uw dier naar behooren te voeden! … Nu komt in voedingsmiddelen van dierlijken oorsprong geen ruwvezel voor, dus ook niet in het hoofdbestanddeel van de hondenvoeding het vleesch en slachtafval. Vandaar ook, dat een hond het vleesch, zoals we reeds zagen onder gunstige omstandigheden, wel tot 95% benutten kan. Toch moet ook de hond met zijn voedsel wat ruwvezel opnemen, omdat dit de samentrekkende beweging, de contracties van den darm (darmperistaltiek) versterkt. … De hond in zijn natuurstaat zorgt hiervoor door het eten van den plantaardigen maag- en darminhoud van zijn prooi en het eten van gras. Den huishond geven we daarom wat groenten door zijn voedsel. Te grote hoeveelheden ruwvezel werken weer tegengesteld en leiden tot overbelasting van het spijsverteringssysteem, hetgeen behalve onnodig, ook ten nadeele van de gezondheid is. … Rauw of gekookt veleesch? Een zeer belangrijke vraag komt nu aan de orde: moet de hond rauw of gekookt vleesch hebben? Verreweg de meeste deskundigen op het gebied van de voeding van den hond beantwoorden deze vraag met rauw vleesch, althans wanneer het afkomstig is van gezonde dieren. … Verschillende in het vleesch aanwezige eiwitten worden door koken gecoaguleerd (stollen), en daardoor minder gemakkelijk door de spijsverteringsappen gespitst, althans minder snel en volledig als de eiwitten van rauw vleesch. Men drukt dit uit, door te zeggen, dat de ‘verteerbaarheidfactor’, d.i. de verhouding tusschen de hoeveelheid wel en niet verteerbaar eiwit, van rauw vleesch hoger en gunstiger is dan van gekookt vleesch. … Het verlies aan minerale bestanddelen bij koken is nagegaan. Het bleek, dat bijv. in rauw vleesch twee mal zoo veel phosphorverbindingen, die immers voor opbouw en onderhoud van het skelet zoo belangrijk zijn, voorkomen dan in gekookt vleesch. De serumeiwitten in het vleeschsap gaan bij het koken voor een groot deel in den bouillon over en zijn dus, indien het dier deze bouillon onthouden wordt, voor hem verloren. Hetzelfde geschiedt met een groot deel van de minerale voedingszouten. ... Rischet en Monceau schatten dan ook de voedingswaarde van gekookt vleesch op 2/3 van die van rauw vleesch. … Ook al wreekt een deficiënte voeding zich niet dadelijk en al moge het niet steeds den dood tengevolge hebben, op den algemeenen toestand en het algemeen welbevinden van het nageslacht heeft het wel degelijk invloed. De voedingsfouten, die het ouderpaar dikwijls nog sparen, kunnen zich op de kinderen gaan wreken. … Zachte kalfsbotjes worden gemakkelijk stuk gebeten en in de maag door de sterke maagsappen verteerd. Beenderen van gevogelte en klein wild zijn voor den hond geheel uit den booze. Hiervoor moet uitdrukkelijk gewaarschuwd worden. … Het is wel merkwaardig, hoe sommige honden, die lijden aan de gevolgen van een te eenzijdige voeding, en daardoor niet in een goede conditie zijn – traag en weinig tierig – na betrekkelijk korten tijd bij regelmatig dagelijksch gebruik van wat gist (biergist) hierop gunstig reageren. De matte, vale haarpels begint te glimmen.
Prof. Dr. W. F. Donath was voorstaander van rauw voeren. Dit boek is een uitstekende bron van informatie en zeer interessant, maar jammer genoeg niet meer te verkrijgen.
Belangrijke bijdragen van Prof. Dr. W. F. Donath tot de wetenschap: De isolatie van het vitamine B1 in 1927 als zuiver kristallijne stof door B.C.P.Jansen en W.F.Donath.
* C. Eijkman, Experiments with Jansen and Donath’s Antiberiberi vitamin, Proceedings * B.C.P. Jansen, W.F. Donath, On the isolation of the anti-beri-beri Vitamin, Proceedings
DONATH and
VAN VEEN: History
of the Beri-beri Investigations |
1950. Prof. Dr. K. Lorenz | ![]() |
1950. Uitgeverij Ploegsma,
Amsterdam.
Prof. Dr. K. Lorenz. Zooloog, diergedragwetenschapper en Nobelprijswinnaar 1973.
Boek (o.a.): Mens en hond (129 pagina’s)
Citaten over voeding (rauw voeren hond) uit het genoemde boek
´.. er bestaat een verleiding het jonge hondje al te vroeg te nemen …
De kweker wil begrijpelijkerwijs graag een paar welpen zo vroeg
mogelijk van de hand doen …Neemt men om een of andere dringende reden
desondanks een hond toch zeer jong bij zich, dan
moet men in geen geval zuinig zijn met werkelijk goed voedsel,
vooral niet met melk en vlees, en ook voor voldoende kalk en
antirachitische medicijnen zorgen, bv. Levertraan. Men
dient meer zorg te besteden aan het voedsel van de jonge hond, dan
over het algemeen geschiedt. Vooral de grotere rassen hebben veel
vlees nodig om tot onberispelijke exemplaren uit te groeien. De
algemeen gangbare mening dat de keukenoverschotjes altijd goed genoeg
zijn en dat een bak slobber krachtig hondenvoer is, is een sterk
waandenkbeeld. Men ziet dan ook zelden door leken opgekweekte doggen,
Sint Bernhards of Nieuwfoundlanders die voor de kenner geen
onmiskenbare tekenen van ondervoeding in hun jeugd vertonen.´
Ik kan het niet laten citaten
over fokken uit het genoemde boek te vermelden, gewoon
om erover na te denken. …..
´Het is een treurig maar onloochenbaar feit dat de strenge teeltkeus
op lichamelijke kenmerken zich niet laat verenigen met een teeltkeus
op mentale kwaliteiten. Exemplaren die in beide opzichten aan alle
eisen voldoen zijn te zeldzaam om uitsluitend hen als basis voor het
verder kweken te kunnen gebruiken. ….
Zelfs de idealistische fokkers die liever zouden sterven dan een hond
te gebruiken die niet voor 100% raszuiver was, zien er geen bezwaar in
lichamelijk zeer schone doch psychisch defecte honden te kweken en te
verkopen. Ik schijf dit boek voor lezers die van dieren houden en hen
begrijpen; wel nu, geloof mij: het genoegen dat uw hond het ideaal van
zijn ras zeer nabijkomt, stompt in de jarenlange omgang met het dier
langzamerhand af, maar anders gat het met de afkeer van psychische
gebreken als zenuwachtigheid, valsheid en overdreven lafheid.´
Lorenz was zeer
geïnteresseerd in "trouw" bij de hond. En dan met name het soort trouw
van een hond die de "baas" als een vriend voor het leven
ziet, op basis van gelijkheid, zonder slaafs te zijn.
Hij schrijft dat hij het jammer vond dat hij geen nakomelingen had van
zijn eerste hond Bully.
´Ik kan niet beschrijven hoezeer ik aan deze hond gehecht ben
geweest’.
Later kreeg hij het jonge vrouwtjeshondje Tito. …‘Omdat ik mij
schaamde over mijn trouweloosheid zwoor ik Tito een merkwaardige eed:
van nu af aan zouden alleen haar nakomelingen mij vergezellen. Men kan
nu eenmaal door biologische oorzaken niet trouw blijven aan een
bepaalde hond, maar wel aan zijn stam. Het ligt zelfs in de aard der
dingen in de natuur dat dit belangrijker is dan de trouw aan een
individu. …Als zij (anm. Susi uit deze stam) op stille paadjes en
stoffige landweggetjes in mijn spoor loopt, boven alles erop bedacht
me niet kwijt te raken, dan zijn in haar alle honden verpersoonlijkt
die ooit in het spoor van hun baas hebben gelopen, sinds de eerste
wilde hond daarmee begon.
Een onmetelijke erfenis van liefde en trouw!’
|
||||||||
B. Van Der Hoeven- de Meyier Boek: De Ruwharige Foxterrier van A tot Z. (205 pagina’s)
‘De mens is voor de hond zijn God; Hij kent geen ander,Hij begrijpt geen ander’. Lezer, beschaam dit niet!
Citaten over voeding (rauwe hondenvoeding) uit het genoemde boek:
Onder doelmatige voeding verstaan wij niet het geven van grote porties eten, maar wel het verstrekken van het juiste voedsel. De hond is een vleeseter of carnivoor, het gebit, evenals de spijsverteringsorganen wijzen er op. …. Wij weten reeds, dat de vier hoektanden bij de hond zeer ontwikkeld zijn. Hiermede scheurt hij het vlees kapot om het tussen de puntige kiezen verder te bewerken. …. Het vlees wordt door de hond in grote brokken, weinig gekauwd, naar binnen geslikt, maar reeds dadelijk wordt het in de mond met speeksel vermengd, waardoor het gemakkelijker naar binnen glijdt. Het speeksel speelt wel reeds een rol bij de spijsvertering, maar het voornaamste proces heeft toch in de maag plaats. De maag van de hond is groot en bevat een grote hoeveelheid sterk werkende sappen, die in eerste plaats dienen om eiwitten (vlees is een eiwitrijk voedsel) af te breken, zodat zij door het lichaam kunnen worden opgenomen. Zo wordt bij de planten- en alleseters het accent bij de vertering van het voedsel veel meer gelegd op de inwerking van enzymen, die koolhydraten splitsen.
Is het voedsel door de sterke maagsappen gedeeltelijk verteerd, dan komt de spijsbrij via de maaguitgang in het darmkanaal. Het halfverteerde voedsel komt eerst in de dunne darm, waar het nog vermengt wordt met sappen o.a. door het pancreas afgegeven; daarna wordt het in de dikke darm gestuwd en het is hier, dat het thans verteerde voedsel door de darmwand heen in de bloedbaan komt. De onverteerde resten worden verder door de endeldarm en de anus verwijderd als faeces. Het zij nog opgemerkt, dat ook de hond een blinde darm heeft. Het darmstelsel van de hond is korter dan van de mens, terwijl het bij de planteneters zeer lang is.
Wij hebben gezien, dat de voedingsstoffen via de darmwand in de bloedbaan komen en deze worden nu naar alle delen van het lichaam getransporteerd, terwijl de afbraakstoffen weer worden verwijderd, wat voornamelijk door de nieren gebeurt. …. Onder de spijsverteringsorganen moeten wij nog noemen de lever, die bij de hond zeer groot is. Ook deze scheidt sappen af, waarvan wij in de eerste plaats de gal noemen, een stof, die een voorname rol speelt bij de spijsvertering en wel in het bijzonder bij de vertering van de vetten.
Wij hebben reeds gezien, dat het maag- en darmstelsel van de hond gebaseerd is op het opnemen van een behoorlijk kwantum aan eiwitrijk voedsel, dus vlees. De spijsverteeringssappen en de enzymen zijn dan ook minder ingesteld om plantaardig voesel te verteren en volgens Donath (Wat moet mijn hond eten) worden de haarde omhulsels en schillen van granen, bonen en erwten nauwelijks door de hond verteerd. …
Van de koolhydraten, die voor de hond het meest geschikt zijn, noemen wij tarwebrood en rijst. Toch verdient het volgens Donath aanbeveling om, teneinde verzuring van het lichaam bij rijke eiwitvoeding tegen te gaan, de hond ook fruit te geven en zodoende zuur-reacties van het lichaam te neutraliseren. Wij kunnen n.l. de reacties, die bij de spijsvertering ontstaan, verdelen in twee groepen, die geheel tegenovergesteld van elkaar staan. Het zijn de zuur-reacties en de alkalische reacties, die wij basen noemen.
Er moet in het lichaam een evenwicht tussen beiden zijn voor een normale functie. Is op een of andere manier het evenwicht verbroken, dan zal het lichaam tot op een zekere hoogte in staat zijn dit evenwicht te herstellen. …. De hond die slechts met vlees en brood gevoed wordt, zal op den duur de neiging vertonen het tekort aan basen te stillen door het eten van gras en het consumeren van rottend vlees en uitwerpselen, die alkalische reacties geven en de verzuring van het lichaam tegengaan. Men geve zijn foxterrier dus een gevarieerd dieet, doch het vlees mag niet ontbreken. Aangevuld met groenten en wat fruit, bereikt men een evenwichtige voeding, die het dier ten goede komt. Ook het eten van gras buiten moet men niet tegengaan. …
…… Voor een pup van 6 weken …… 12 uur: halve snede oud bruinbrood, ¼ tot ½ ons fijngehakt rauw vlees, een paplepel groenten en een mespuntje kalk (vooral in het begin niet te veel). ….
…... Na de vierde maand ….. 12 uur: een ons rauw vlees met oud bruin brood. … Hierbij groenten en over dit alles groenten of vleesnat. De hoeveelheid kalk is op het preparaat aangegeven….
… 6 uur idem. In plaats van rauw vlees kan men nu afwisselen met pens en boekmaag. Vergeet niet een theelepel gedroogde gist te geven. …. Na de zesde of zevende maand voert men de jonge foxterrier als een volwassen hond met dien verstande, dat hij de levertraan en de kalk nog niet kan missen, terwijl de portie vlees dezelfde moet blijven.
Vlees: Rundvlees is duurder dan paardenvlees. Runderpoulet is bijzonder geschikt om zeer jonge pups te voeren. Paardenvlees is uitstekend; het beste is om spiervlees te nemen. Een beetje vet mag gerust aan zitten, al moet men waken voor te veel. …… Om het rauwe vlees af te wisselen kan men, zoals reeds gezegd, abattoirafval nemen. Pens, baarmoeder (leggers), boekmaag, milt en hart komen hiervoor in aanmerking. Men denke er wel aan, dat slachthuisafval bij sommige honden sterk afvoerend werkt en men dus niet te veel moet geven. ….
Geef nimmer botten, die splinteren; ze zijn zeer gevaarlijk voor mag en darmen. Kalfsbeentjes zijn zachter, maar ik ben er geen voorstander van om de foxterrier kluiven te geven. …. Om me te spelen geeft men pups wel eens een stevig bot, dat niet kan splinteren. …. Ook mag het voedsel niet te nat zijn; de hond moet zijn tanden gebruiken, die onherroepelijk achteruit gaan door het eten van geweekt voedsel. …….
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1959. Uitgeverij Het spectrum Jan van Rhenen, Boek: Prisma-hondenboek (171 pagina’s)
Alleen voorziet men in de toenemende behoefte aan kalk en dit bij voorkeur langs de natuurlijke weg: door rauwe kalfsbotjes, rug-, hals-, en startwervels te voeren. Ook luchtpijpen en strottenhoofden van kalf, rund en paard komen in aanmerking. Weigert een hond rauwe botten te eten – dat wil nog eens voorkomen al is het niet vaak… In de vierde week gaat men de hoedanigheid van het voedsel opvoeren. Niet de kwantiteit, want de zwellende baarmoeder brengt maag een ingewanden toch al enigszins in het nauw. Het dagelijkse rantsoen vlees, dat men geven kan in de vorm van pens, endeldarm, uier en ander slachtafval, wordt verhoogd. Dit vlees geve men rauw en onder geen voorwaarde gekookt….´
‘Een doelmatige voeding is tijdens de groei onontbeerlijk; de behoefte aan voedsel van een in de groei zijnde hond is veel groter dan die van een volwassen, uitgegroeid dier. De dagelijkse rantsoenen moeten bij voorkeur niet teveel in grootte uiteenlopen, ze dienen aangepast te worden aan de leeftijd van het dier, aan het seizoen, aan het individuele behoefte en ze moeten op vaste uren worden verstrekt. Een en ander bevordert het functioneren der spijsverteringsorganen en de volledige afbraak der voedingsstoffen, zodat niet een deel het lichaam verlaat zonder enig nut te hebben afgeworpen. Vooral een jonge hond zetten we de maaltijd liefst lauwwarm voor: de spijsbrij moet in de maag de lichaamstemperatuur hebben bereikt eer de vertering kan beginnen. Alle honden bezitten de neiging het eten naar binnen te slokken; daarom geven we groenten en dergelijke fijn gesneden, maar vlees in zo groot mogelijke stukken. Grof gesneden groenten worden door de hond slecht verteerd, grootte stukken vlees echter veel vollediger en intensiever dan gemalen vlees of kleine stukjes. Het vlees geven we bij voorkeur altijd rauw; gekookt vlees kan bij bederf een zeer schadelijke werking hebben, maar bedorven rauw vlees vormt voor de honden een grote lekkernij. … Als basis voor de maaltijd komen in aanmerking havermout, gerstmout, boekweitegrutjes, rijs (licht verteerbaar, eiwitarm). Aardappelen zijn ongeschikt als hondenvoedsel. Vis is uitstekend, want het bevat veel eiwit, alsmede vitamine A. Als vlees kan men afwisselend rundvlees, paardenvlees en schapenvlees voeren, rauw natuurlijk! Varkensvlees komt onder geen bedinging in aanmerking. Het vlees mag natuurlijk gerust wat vet bevatten (pens en ander slachtafval heeft meestal rijkelijk vet). Voor de grootste rassen bedraagt de minimale hoeveelheid vet 15 tot 25 gram per pond vlees en voor volwassen honden 20 tot 30 gram per pond vlees. De behoefte aan vet is in de winter groter dan in de zomer. Als u de hond een goede forellevertraan geeft, wordt zijn behoefte aan vet daardoor goeddeels gedekt. Peulvruchten bevatten veel plantaardig eiwit, maar ze moeten heel goed fijn worden gemaakt, bijvoorbeeld in een molentje en met vlees worden gemengd, want de meeste honden eten ze anders niet. Uw hond heeft graag afwisseling in zijn maaltijden, net als zijn baas. Om kieskauwers – die ook onder de honden lang niet zeldzaam zijn – aan het eten te krijgen en te houden, is niets zo goed als een gevarieerd menu. ...´
|
1977. J. Novotny / J. Najman | ![]() |
1977. Uitgeverij Thieme & Cie, Zuthpen
J. Novotny / J. Najman
Boek: ‘Thieme’s hondengids (174 pagina’s)
Citaten over voeding (rauw voeren hond) uit het genoemde boek:
Voor een gezonde ontwikkeling van de hond is een verstandige voeding van het grootste belang. Zowel op kwaliteit, hoeveelheid en regelmatig toedienen van de voeding dient nauwkeurig te worden gelet.
Het is niet goed mogelijk nauwkeurige richtlijnen of precies omschreven ‘menu’s’ aan te geven, daar de behoefte al naar gelang van het ras en van de aan de hond gestelde eisen, zeer uiteenloopt. In het algemeen kan worden gezegd, dat naar een evenwichtige voeding, met voldoende mineralen en de nodige ballaststoffen moet worden gestreefd. Vlees vormt het belangrijkste bestanddeel van de hondenvoeding, daar honden vleesetende dieren zijn. Plantaardig voedsel kunnen zij slechts onvoldoende verteren. Vlees wordt rauw of gekookt gevoerd, waarbij men ook ingewanden moet voegen. Ook vis is voor de hond geschikt, maar dit niet dikwijls voeren, daar de hond er anders naar gaat ruiken. Verboden zijn aardappelen en meelspijs, die te veel koolhydraten bevatten. Ook de gerechten van de familiedis zijn geen hondenvoer, daar zij meestal te zwaar gekruid zijn. Ter aanvulling van het vlees kan volkorenbrood, gekookte rijst en af en toe ook wat groenten en vruchten gegeven worden. Met beenderen moet men zeer voorzichtig zijn. Met beentjes van wild en gevogelte bestaat het gevaar van verwondingen; grotere benen (vooral koteletbeentjes) kunnen in het middenrif blijven steken. Men kan proberen kalfsbeentjes te voeren, indien hierdoor echter verstopping ontstaat, dan moet deze versnapering voorgoed uit het menu worden geschrapt.
Voor pups zijn om als speelgoed op te kauwen en als onschadelijk bijvoer botten van buffelhuid geschikt.
(Aanmerking: vroeger was vlees duur – en ik vermoed dat men het heeft over gekookte beentjes. Uiteraard moet de hoeveelheid bot aangepast zijn aan de totale voeding zoals bijv. bij barf. Een restrisico blijft bij sommige botten/ honden zonder ervaring met het eten van bot, bestaan. In KVV zit gemalen bot).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ca. 1980. Uitgeverij Intercanis n.v. Brussel Drs. Robert van der Molen, dierenarts Boek: ‘Honden- voeding, verzorging, huisvesting (308 pagina’s)
Natuurlijk geeft men in het dagelijkse menu van de hond geen eiwitten, vetten, koolhydraten, waaruit het voedsel is opgebouwd. Men geeft vlees, brood, groente, melk en ook andere ingrediënten die men ter beschikking heeft. De hond eet alles en mag ook alles hebben. (uitzondering chocolade en bonbons – theobromine is giftig). De hond eet al het voedsel dat mensen ook eten en daarnaast nog ingrediënten die wij in West-Europa niet of nauwelijks op het menu hebben staan. Men denke slechts aan pens, hart, kopvlees, uier en eendagskuikens. …. Het meest gebruikte vlees voor honden is rundvlees. Biefstuk is wat overdreven duur, maar kopvlees voldoet heel goed. Ook hart kan worden gebruikt. Pens, netmaag en boekmaag noteren ook hoog in de belangstelling van hondenliefhebbers. Deze producten zijn iets minder goed verteerbaar, zodat voor de vervanging van hart of kopvlees wat meer aan gewicht nodig is. We kunnen gerust een meergewicht aannemen van twintig procent. Voor de afwisseling kunnen we ook wel eens niertjes geven of lever. Longen, milt en uier worden ook wel eens gebruikt, evenals lippen en strotten. De kwaliteit is stukken minder, zodat we deze producten eigenlijk alleen aanbevelen als noodrantsoen. Strottenhoofden dienen zeker te worden gekookt, omdat de leek geen onderscheid kan maken tussen runderstrotten en varkensstrotten. De laatste willen nog eens besmet zijn met het virus van Aujeszky. Het vet dat aan het vlees vastzit, kan rustig worden gegeven. Het is van waarde als energieleverancier. Schapenvlees en geitenvlees worden niet zoveel aan de hond gegeven. Wel heeft schapenvet een goede naam, hoewel dat niet terecht is. Schapenvet zou weldadig werken op de huid, maar door het nagenoeg ontbreken van essentiële meervoudig onverzadigde vetzuren is dat niet juist. Wel kan schapenvet worden gegeven aan honden met zwakke darmen. Schapenvet kleeft tegen de darmslijmvliezen en beschermt ze. Diarree kan daardoor minder snel optreden. … Eendagskuikens en kippenstrotjes zijn – mits goed gemalen – beste eiwitbronnen.
Dierenarts Drs. Robert van der Molen geeft in het vervolg voorbeeldmenu’s en hij beschrijft de nutriënten en ingrediënten. Hij is niet tegen het voeren van brok. Zoals u kon lezen worden in zijn beschrijving maar zeer weinig ingrediënten gekookt – dus vers gevoerd.
1981. Uitgeversmaatschappij De Driehoek - Amsterdam Bill Landesman en Kathleen Berman Boek: De verzorging van de ouder wordende hond (156 pagina’s) Oorspronkelijke titel: 1978; How to care for your older dog
Citaten over voeding (rauwe hondenvoeding) uit het genoemde boek:
De gezondheid van alle dieren is het meest gebaat bij een zo natuurlijk mogelijke voeding. Dit voedsel moet zo mogelijk ook puur en rauw zijn of licht gekookt, omdat door een te grote verhitting de enzymen die noodzakelijk zijn voor de spijsvertering en de opname van voedingstoffen, vernietigd worden. Door verhitting word ook de werking van vitamines en mineralen minder. Het voedsel van huisdieren moet zo veel mogelijk lijken op het voedsel dat ze in het wild zouden eten. Dieren die van het karkas van een pas gedode prooi leven, eten puur, rauw voedsel, rijk aan natuurlijke vitamines, mineralen en enzymen in een zeer verteerbare vorm. Dit soort voedsel vindt het dier ook erg smakelijk en alleen de ‘beschaving’ heeft er schuld aan dat huisdieren veroordeeld zijn tot een schadelijke imitatie van goed voedsel. Ons idee van voedsel is in het recente verleden zo drastisch verandert dat we er haast mee moeten maken meer te weten te komen over wat onze mond en die van ons huisdier binnengaat en welke prijs we zullen moeten betalen voor onwetendheid of opzettelijke fouten.
Vergiftiging Conserveermiddelen, die ervoor zorgen dat we voedingsmiddelen langer kunnen bewaren, zijn heel vaak stoffen die in het lichaam worden opgeslagen als giftige mineralen. Deze stoffen hebben in het lichaam een cumulatief effect en worden niet als onschadelijke afvalstoffen verwijderd. Hoe meer giftige stoffen ons huisdier binnenkrijgt, hoe groter de belasting van alle endocriene klieren, vooral de lever en de nieren. Nierziekte is een van de meest voorkomende doodsoorzaken bij de dieren.
Gezond voedsel Voor een
optimale spijsvertering moeten we het lichaam brandstof geven in
de vorm van voedsel dat volledig benut kan worden en waarbij zo
min mogelijk giftige bijproducten opgeslagen worden.
Suiker Pas op voor hondenvoer waarin suiker zit als conserveermiddel. Suiker wordt het meest gebruikt voor dit doeleinde, hoewel deze verraderlijke, verslavende stof absoluut geen nuttige eigenschappen heeft in zijn geraffineerde vorm. … Een hond die aanleg heeft voor suikerziekte zal deze ziekte zeker krijgen als hij regelmatig dit soort voedsel krijgt. De alvleesklier krijgt het zwaar te verduren als hij grote hoeveelheden geraffineerde suiker moet verwerken terwijl tegelijkertijd het bloedsuikergehalte op een betrekkelijk stabil peil moet worden gehouden. Teveel suiker betekend teveel werk voor de alvleesklier, wat leidt tot suikerziekte en een laag bloedsuikergehalte. Geraffineerde suiker berooft het lichaam van een behoorlijke eiwit – en kalkstofwisseling. Suiker is ook een belangrijke factor bij nierziekte en geestesziekten. … Suiker is ook een van de belangrijkste oorzaken van arteriosclerose (aderverkalking). …
Darmflora Vriendelijke flora zijn de nuttige bacteriën die in het hele spijsverteringskanaal nodig zijn voor de opname en de vertering van voedsel. Zonder vriendelijke flora gaat het voedsel rotten en blijft het als giftige materie in het lichaam zitten. … Wat bijdraagt tot het minder worden van de hoeveelheid zoutzuur (maagsap) en daardoor het verdwijnen van nuttige bacteriën, zijn zowel de verkeerde voedingsmiddelen als de verkeerde combinatie van voedingsmiddelen. Een te grote hoeveelheid koolhydraten, vooral de geraffineerde koolhydraten zonder voedingswaarde, leidt tot verlies van zuren. Een manier om het verlies van flora tegen te gaan is het gebruik van verschillende lactobacillen die in pil/ poedervorm … in reformwinkels te verkrijgen zijn. … Het is aan te raden om de hoeveelheid aanvullende vriendelijke flora te verhogen in de periode dat u de medicijnen geeft.
In het voorwoord schijft dierenarts Michael H. Milts: ‘Het boek is niet in de eerste plaats een boek over voeding en medicijnen – het is een boek over begrip en liefde.
Maar hij schrijft ook: ‘ik raad echter iedereen die een oudere hond heeft aan zich te houden aan de instructies die de dierenarts geeft wat betreft de voeding – iedere hond is anders en heeft speciale behoeftes’.
De conclusie is: vers vlees, rauw en natuurlijk, zou het meest ideale voedsel zijn voor de hond!
|